Tof de hardloper

Start
Laatste nieuws
Biografie
Bibliografie
Jeugdboeken
Column
Eerder verschenen
Links 

 

 

terug

TOF DE HARDLOPER

Een man, groot als een reus, holt van het oosten naar het westen. Hij rent zo hard hij kan, want hij houdt een wedloop met de zon.
Opeens staat hij op een heuvelrug en kijkt uit over het lange lint van de Maas, een breed spoor dat glinstert in het licht van de zon achter zijn rug. Zijn schaduw valt voor hem uit. Hij lacht. In zijn wedloop ligt hij nog voor op de zon.
Hij moet verder, de rivier over, om als eerste in het westen te zijn, voordat de zon er ondergaat. Om morgenvroeg als eerste terug te zijn in het oosten, voordat de zon daar weer op zal komen.
Hij neemt een aanloop en springt. Maar ook een groot man kan zich vergissen. Hij valt midden in de stroom. Lachend schudt hij het water uit zijn haren en waadt naar de overkant. Gelukkig heeft hij nog tijd voor een misstap. Hij ligt nog steeds voor op de zon.
'Hee reus, kun jij me overdragen?'
Tof kijkt om. Op de oever achter hem staat een kind, niet groter dan zijn hand. Hij is al bijna aan de overkant, maar omdat een groot man ook groot kan zijn, waadt hij terug en neemt het kind op zijn schouder. Het is zo licht als een veertje.
'Hoe heet je, reus?' vraagt het kind.
'Ik ben Tof de Hardloper,' antwoordt de reus.
'Waar kom je vandaan?'
'Ik kom uit het oosten,' zegt Tof. 'Ik loop voor de zon uit. Morgenvroeg wil ik als eerste terug zijn in het oosten. Ik wil de zon laten zien dat ik sneller ben dan zij.'
'Dat lukt je nooit. De zon draait in 'n dag om de aarde.'
'Ook ik ren in één dag om de aarde,' roept de reus blijmoedig uit. 'Ik ben niet voor niets een reus.'
'Je komt nooit verder dan het westen,' zegt het kind. 'Daar is alleen water. In de zee zul je verdrinken, ook al ben je een reus.'
'Ik verdrink niet,' lacht de reus. 'Wat de zon kan, kan ik ook.'
'Nee,' zegt het kind. 'Alleen ík kan wat de zon kan.'
'Jij?' zegt de reus verbaasd. 'Jij, zo'n onnozel kind?'
'Ik ben de zon,' lacht het kind. 'Ik ben alles. Ik ben God.'
'Dat is hoogmoedige praat voor een kind,' zegt de reus. 'Bewijs maar dat je God bent.'
Dan voelt Tof dat het kind oneindig zwaar wordt. Het drukt als lood op zijn schouders. Halverwege de rivier kan hij het bijna niet meer dragen. Zijn benen zakken weg in de modder. Het water staat hem tot de lippen. Met moeite haalt hij de overkant.
Eindelijk op de oever, ziet Tof dat zijn schaduw achter hem ligt. De zon ligt al op hem voor. Het dragen van het kind, dat opeens verdwenen is, heeft hem veel tijd gekost. Hij kijkt naar de zon. Die lacht tegen hem. Dan begrijpt Tof dat hij de zon zelf over het water heeft gedragen. Hij beseft dat het kind hem heeft gered voor zijn eigen hoogmoed. Hij, de reus die groter wilde zijn dan de zon.
Uitgeput plant hij zijn stok in de grond. Direct groeit de stok uit tot een boom die volop in bloei staat. Tof begrijpt dat het een teken van de hemel is dat hij hier moet blijven. Hier, op de oever van de Maas, is hij thuis.
(Het beeld van Christoffel, gemaakt door Mathieu Knippenbergh uit Swolgen, staat op de Maasoever bij Broekhuizen. De voetstappen van de reus, waaraan je kunt zien dat hij een flinke aanloop heeft genomen voor zijn sprong, liggen aan de overkant in Arcen.


terug

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 
Copyright: Ton van Reen.
Contact: tonvanreen@planet.nl