Babel

Start
Laatste nieuws
Biografie
Bibliografie
Jeugdboeken
Column
Eerder verschenen
Links 

 

 

terug

BABEL

Wie God naar de kroon steekt valt diep. De mensen op het schilderij Toren van Babel  van Franciscus Douven, die leefde van 1657-1727, zijn zich hun naderende vrije val nog niet bewust. De bouwheren en ambachtslieden die bouwen aan de toren, die tot in de hemel moet reiken, staan er vrolijk op en schijnen er geen kwaad in te zien dat ze met hun werk God naar de kroon steken. Hun toren, die vanaf de grond als een kurkentrekker omhoog spiraalt, is nog niet veel hoger dan de kerk die te zien is in de middeleeuwse stad die zich rond hen uitstrekt. Maar of het bouwwerk de sterren wel zal halen, zoals de bouwers volgens de legende van plan zijn, moet toch ook voor hen zelf twijfelachtig zijn. Wilden ze met hun reusachtige toren echt tot in de hemel reiken? Of was het voor hen genoeg om een toren neer te zetten die hoger reikte dan de torens van het huis van God, het hoogste bouwsel tot nu toe in de stad die het Roermond uit de zestiende eeuw zou kunnen zijn?
De mensen van Babel zijn een optimistisch en zelfbewust volk. Hun  weldoorvoede lichamen stralen welvaart uit. Het gaat hen zo goed dat ze hun geld en hun tijd kunnen benutten voor zoiets overbodigs als een toren die hun prestige moet opvijzelen. Ze dragen mooie kleren en zelfs de ezel waarop een vrouw door het tafereel rijdt draagt gouden oogkleppen en goudgelakt tuig. De oogkleppen die de mensen zelf dragen zijn niet zichtbaar op het schilderij, maar worden getoond in hun houding die laat zien hoe blind ze zijn voor zichzelf. Hun welvaart en zelfoverschatting maken dat ze geen oog hebben voor het hachelijke van de onderneming waarmee ze willen bewijzen tot welke grootse daden de mensen in staat zijn. Zo groot dat de mens gelijk is aan zijn schepper. Ze zijn zo overtuigd van hun kunnen dat niemand lijkt te twijfelen of ze deze weddenschap met God wel kunnen aangaan. De bouwmeesters, met passers en linialen werkend aan hun tekeningen voor de gigantische toren. De steenhouwers, hun patronen uithakkend uit blokken graniet. Het lijkt er voor hen nog allemaal goed uit te zien, hoewel op de achtergrond reeds de eerste onweerswolken komen opzetten. Maar ze staan of zitten er allemaal met de rug naar toe, zodat niemand het gericht ziet aankomen.
De hoogmoed van de burgers van Babel zou door de hemel worden bestraft. Binnen een paar uur nadat deze foto van hen werd genomen, zou het oordeel zich over hen voltrekken. In één klap verzengde de bliksem de toren en de hoogmoed in de harten van de mensen. Van de toren bleef geen steen op de ander staan en iedereen vluchtte in verwarring weg van de plek des onheils die er op deze plaat nu nog zo grandioos uitziet. De bouwers stonden zo sprakeloos van angst dat ze elkaar niet meer konden verstaan. Op zoek naar de schuldigen van de ramp kwam de een bij de ander uit en de ander bij de een, zodat ze zich tenslotte in opperste spraakverwarring en in haat van elkaar afkeerden. Hopelijk wacht de burgers van Roermond niet ditzelfde vreselijke lot, nu de stad zijn eigen Toren van Babel bouwt, een hotel- en theatercomplex dat hoog boven de torens van de eeuwenoude Munsterkerk gaat uitrijzen, waardoor de vingerwijzing van de kerk naar de hemel verwordt tot een loos gebaar. Het schilderij van Douven, waarin de naderende ondergang van de toren van Babel als in een verhaal beschreven is, hangt al jarenlang in het gemeentemuseum van Roermond, ter waarschuwing van de vroede vaderen van deze stad, in de hoop dat ze hun oogkleppen nog op tijd zullen afzetten.

terug

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 
Copyright: Ton van Reen.
Contact: tonvanreen@planet.nl