terug
DE
WAZELDER
Tussen
Helden en Baarlo heeft tot aan het begin van deze eeuw een ven gelegen dat
de naam de Wazelder droeg, genoemd naar de vuurman die in het water zou wonen
om erin af te koelen. Een geest, in de gedaante van het helse vuur. De
Wazelder,
wiens naam bij een persoon uit een boek van Tom Poes niet zou misstaan, kon
men vaak en vooral bij nacht horen wazelen. Wazelen is een vorm van praten,
meer het praten om het praten, maar niet om echt iets te zeggen. Ouwehoeren
heet dat tegenwoordig. Mensen die bij donker het ven passeerden, hoorden soms dat de Wazelder
naar hen riep, wat voor hen het sein was om er flink de pas in te zetten.
Want het zou niet pluis zijn om de Wazelder te zien. Als je de vuurman eenmaal
onder ogen had gehad, zou je niet meer aan hem kunnen ontkomen en geen rust
meer vinden tot je, door hem gelokt, zou omkomen in het moeras. Voor wie hem
had gezien moet de Wazelder de aantrekkingskracht hebben gehad van sirenen.
Vooral rond Kerstmis zou hij zich manifesteren, omdat hij boos was dat het
Echte Licht ter wereld kwam, waarbij zijn hellelichtje maar nietig afstak.
Jongens
uit Helden, die in Baarlo naar de kermis waren geweest en flink wat gedronken
hadden, waagden het toch te gaan kijken toen ze de Wazelder hoorden roepen.
Bij het ven aangekomen, zagen ze vlammen over het water dansen. Doodsbang
holden ze naar het Eind, het laatste gehucht van Helden. Ze hoorden de Wazelder
achter zich aan hollen, hoewel dat geluid waarschijnlijk de echo van hun klepperende
klompen in de bosrand was, of misschien wel het bonzen van hun bange hart.
Gelukkig dat ze de Wazelder zelf niet hadden gezien, want de dood in het moeras
bleef hen bespaard.
Tot Jan Engels, beter bekend als Thijsse-Jan, die in het Eind woonde, toevallig
ontdekte wat er aan de hand was. Hij was op zoek naar blauwsel, een oliehoudende
blauwe substantie die in de buurt van het ven in de grond zat en die hij regelmatig
opdolf om er zijn kar en de luiken van zijn huis mee te verven. Terwijl hij
in de buurt van het ven aan het graven was, op zoek naar de blauwe knollen,
hoorde hij opeens praten. Hij keek op en zag grote luchtbellen aan de oppervlakte
van het ven verschijnen. Toen begreep hij dat het wazelen werd veroorzaakt
door opborrelend moerasgas. Als de bellen boven kwamen spatten ze uiteen,
wat het geluid veroorzaakte van een pratende stem. Jan ontdekte ook hoe de
vuurman over het water liep. Door zelfontbranding van het gas, of misschien
wel door de bliksem, kon het vlam vatten en als een vuurtje over het ven zweven.
Toch meende Graad van de Beuken van de Zandberg dat passanten ook echte stemmen
konden hebben gehoord. Hij had ooit gezien dat de kabouters die als schaapherders
in dienst waren van Bruynen-Sef in de Wazelder aan het vissen waren. Omdat
ze zelf heidenen waren, waren de kabouters voor de duvel niet bang. Ze vingen
dikke karpers die ze boven een vuurtje braadden. Daarmee had Graad zowel de
stem van de Wazelder als het vurige verschijnsel verklaard.
Jammer dat Thijsse-Jan en zijn buurtgenoten uit het Eind het ven hebben drooggelegd
en zo de Wazelder zijn stem hebben afgepakt. Wie nu bij nacht van Baarlo naar
Helden fietst, kan ook wel eens stemmen horen in de omgeving van de plek waar
vroeger de Wazelder lag. Maar dan zijn het stemmen op de picknickplaats aan
de Midden-Peelweg die dwars door het voormalige moerasgebied is aangelegd.
Bij nacht een geliefde plek voor in auto's vrijende paartjes. Waarschijnlijk
wazelen die in hun verliefdheid ook heel wat af.
terug